Inleiding en redactie: Stef Craps en Mahlu Mertens1 Montage en beeldbewerking: Lise Heijnen
The climate crisis is also a crisis of culture,
and thus of the imagination.
— Amitav Ghosh, The Great Derangement: Climate Change and the Unthinkable
Hittegolven, droogtes, bosbranden, stormen en overstromingen: de gevolgen van de klimaatverandering beginnen pijnlijk concreet en tastbaar te worden. Toch blijft de uitstoot van broeikasgassen verder stijgen (al zorgt de coronacrisis nu wel voor een tijdelijk knikje in die opwaartse curve). En dat terwijl wetenschappers ons in steeds minder omfloerste bewoordingen waarschuwen dat we afstevenen op een regelrechte en onomkeerbare klimaatcatastrofe tenzij we radicaal van koers veranderen. Gehoor krijgen die klimaatexperts niet of nauwelijks. Het beleid loopt ver achter de feiten aan. Er gaapt een kloof tussen het bewustzijn van de klimaatcrisis, intussen wijdverspreid, en de bereidheid daar ook naar te handelen.
Een deel van het probleem schuilt in het feit dat de klimaatopwarming de menselijke verbeelding voor grote uitdagingen stelt. Ze vereist immers dat we op een planetaire en geologische in plaats van een louter menselijke schaal denken. Klimaatverandering is een vorm van wat Rob Nixon “traag geweld” noemt: niet spectaculair en explosief maar geleidelijk en zo goed als onzichtbaar. Traag geweld maakt slachtoffers in de verre toekomst of aan de andere kant van de wereld. Het is niet tot één bron te herleiden, en er zijn geen eenvoudige oplossingen voor. Wie de langzame ramp die klimaatverandering heet, adequaat wil weergeven, stelt dan ook vast dat het gebruikelijke arsenaal aan verhaalvormen ontoereikend is. Traditionele representatiestrategieën lijken niet te volstaan om de essentie van dit complexe, veelzijdige en weerbarstige fenomeen te vatten.
De vier cultuurmakers en -kenners die worden geïnterviewd in dit cluster, buigen zich allen over de wat provocatieve vraag of kunst het klimaat kan redden. Ze zouden dat normaal gezien hebben gedaan in de context van een panelgesprek op een publieksevenement over “Traag geweld” in Kunstencentrum Vooruit (in samenwerking met de Universiteit Gent en Studium Generale) op 18 maart 2020. De coronacrisis gooide echter roet in het eten, en het evenement werd minder dan een week van tevoren afgelast. Wrang toepasselijk wel dat een avond rond “Traag geweld” werd ingehaald door het snelle geweld – dat altijd voorrang krijgt – van een wild om zich heen grijpende globale pandemie. Al staan corona en klimaat natuurlijk niet diametraal tegenover elkaar. Net als de klimaatopwarming maakt Covid-19 immers duidelijk dat we als mensheid, ondanks onze pretenties van onafhankelijkheid en zelfbepaling, onlosmakelijk verbonden zijn met onze omgeving, en dat de verstoring van ecologische relaties door de mens als een boemerang in ons gezicht kan terugkeren. Misschien vormt de coronacrisis, als onmiskenbaar signaal dat onze verhouding tot de planeet uit balans is, bij nader inzien dus wel een uitgelezen moment om te reflecteren over de rol van kunst in het klimaatdebat.
Lieten zich althans in volle coronatijden gewillig strikken voor een interview over dit schijnbaar minder urgente onderwerp, via videoconferentie en/of e-mail: filmmaker en klimaatactivist Nic Balthazar, die al verschillende creatieve protestacties organiseerde om de klimaatverandering hoger op de maatschappelijke agenda te krijgen; dichter Moya De Feyter, die in haar kaleidoscopische tweede bundel Massastrandingen de destructie van onze leefomgeving centraal stelt; theatermaker Alexander Devriendt, die met zijn gezelschap Ontroerend Goed twee beklijvende voorstellingen maakte over de ecologische en klimaatcrisis; en theaterwetenschapper Christel Stalpaert, die onderzoek doet naar het potentieel van creatieve allianties tussen kunst en wetenschap op het vlak van ecologie.
Hoe kijken zij naar de relatie tussen kunst, activisme en wetenschap? Welke esthetische, morele of existentiële uitdagingen brengt het maken van klimaatkunst met zich mee, en zien ze manieren om die te overwinnen? Welke vormen en genres lijken hun het meest geschikt om het klimaatthema aan te snijden? De kunstenaars geven een inkijk in het proces van zoeken en falen dat voorafgaat aan elke creatie, maar dat voor toeschouwers of lezers normaal gezien verborgen blijft; de academica in het gezelschap biedt een theoretisch kader dat verklaart, verheldert en nieuwe perspectieven opent. Kan kunst het klimaat redden? The jury is still out, maar zonder kunst is de strijd wellicht bij voorbaat verloren.
Preken voor eigen parochie is nog niet zo’n slecht idee.
— Nic Balthazar
We moeten geloven dat kunst en activisme verzoenbaar zijn.
— Nic Balthazar
Kunstenaars zullen altijd de visionairen zijn van onze maatschappij.
— Nic Balthazar
Van The Road van Cormac McCarthy heb ik letterlijk een maand moeten bekomen.
— Nic Balthazar
Klimaatverandering is wellicht het grootste en meest prangende probleem van onze tijd. Het is intussen echter pijnlijk duidelijk geworden dat cijfers, statistieken en rapporten niet volstaan om de urgentie van de situatie over te brengen. Verschillende klimaatwetenschappers en milieubewegingen hebben daarom hun hoop gevestigd op de kunst en de literatuur. Zij menen dat we, naast wetenschappelijke feitenkennis, nieuwe verhalen nodig hebben die ons kunnen helpen dit nagenoeg ongrijpbare fenomeen te vatten in al zijn facetten. Deel jij die inschatting? Welk heil verwacht je (al dan niet) van klimaatkunst?
Kunstenaars mogen zich niet overgeven aan maatschappelijke moedeloosheid. Kunstenaars moeten geloven dat kunst het klimaat kan redden, ook als niemand anders het gelooft, ook als er nauwelijks feitelijke bewijzen bestaan om die overtuiging te staven. Als het nodig is, en het is nodig vandaag, dan moeten kunstenaars zich verzetten tegen realisme en haalbaarheid.
Dat is moeilijk natuurlijk. We moeten heel sterk zijn als we de vernietiging van de aarde willen tegenhouden, en in verhouding maar een fractie zwakte nodig hebben om ons eraan over te geven. Een glas breken vraagt minder dan een seconde onoplettendheid, maar het herstellen? We moeten dapper zijn, dapperder dan we ooit zijn geweest. Kunstenaars die klimaatkunst maken, doen dat om te sensibiliseren, om mensen in beweging te brengen, en ook om dit bizarre tijdperk in kunst te vatten, om de werkelijkheid te doorgronden op een manier die verder gaat dan puur feitelijke beschrijving. In tijden van crisis is het noodzakelijk om je dingen te kunnen verbeelden die niet in de werkelijkheid te zien zijn. Kunstenaars beschikken over de kracht om mensen mee te nemen naar een wereld die niet in het nieuws komt, een wereld waar schoonheid primeert over angst, geld en destructie. Mensen grijpen naar kunst wanneer het leven zwaar is, wanneer de muren te dik zijn om erdoorheen te breken en de opdracht te kolossaal lijkt om eraan te beginnen. Zelfs als het heil van klimaatkunst beperkt blijft tot het troosten van wie moed nodig heeft, is ze de moeite waard om gemaakt te worden.
Eigenlijk is ‘Kan kunst het klimaat redden?’ de verkeerde vraag. Ze maakt het makkelijk om ‘nee’ te antwoorden en zo dus de handschoen in de ring te gooien. Ik hoop dat we de komende jaren evolueren naar een vanzelfsprekend besef dat we het klimaat moeten redden, en dat de enige vraag die voor kunstenaars overblijft, is: ‘Hoe kunnen wij helpen?’
In 2015 schreef de Britse literatuurwetenschapper Adeline Johns-Putra in The Conversation: “Could cli-fi [klimaatfictie] affect how we think and act on climate change? The paradox is that the harder cli-fi tries, the less effective it is. Many writers want to inspire change, not insist on it: the line between literature and propaganda is one that most novelists respect.” Hoe zie jij de relatie tussen kunst en klimaatactivisme? Herken je Johns-Putra’s paradox? Vind je dat kunstenaars een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben m.b.t. het klimaatprobleem, of ben je eerder de mening toegedaan dat zij zich best verre houden van al wat ruikt naar engagement? Mag kunst worden ingezet als middel voor het bereiken van een maatschappelijk doel, of is dat soort instrumentalisering net een valkuil die moet worden vermeden?
Toen ik aan de universiteit studeerde, was ik ervan overtuigd dat de beste kunst niet concreet maatschappelijk of tijdsgebonden was, dat zij zich net onderscheidde doordat zij losgekoppeld kon worden van de periode, plaats en omstandigheden waarin zij was gemaakt. Ik verwachtte van kunst dat ze meerduidig, verwarrend en moeilijk was. Ik hield van taal om de taal, van zeldzame woorden, de cadans van zinnen, duistere beelden, incoherent proza, obscure films, abstracte, woeste schilderijen, de onderlagen, de monsters, de paradoxen, het artistieke geheim. De inhoud van een kunstwerk was van ondergeschikt belang, moraal absoluut te vermijden. Die kunstopvatting delen veel beginnende kunstenaars. In een poging een plek te veroveren in de kunstwereld, zet je je zo hard je kan af tegen alles wat niet artistiek is. Je doet je uiterste best om geen deel uit te maken van de werkelijkheid, want die steekt altijd bleek af tegen de kleurrijke, schokkende, sensuele, enigmatische wereld van de kunst.
Als je talent eenmaal door een paar belangrijke poortwachters is erkend en je wat minder met jezelf bezig hoeft te zijn, ontdek je geleidelijk dat de werkelijkheid helemaal niet banaal is, dat ze misschien zelfs net zo hermetisch en chaotisch is als die vreemde kunstwerken waar je zo van hield, dat de natuur een mysterie is dat we nog altijd niet begrijpen, dat de menselijke psychologie barst van de contradicties en monsterlijkheden en dat je heel bijzondere dingen kunt maken die op een heel rechtstreekse manier met de actualiteit verbonden zijn. Je zou Massastrandingen, mijn tweede bundel, met wat goede wil kunnen onderbrengen onder ‘klimaatkunst’. Aan het boek ging een onderzoek naar klimaatverandering, natuurrampen en bedreigde diersoorten vooraf. Er zitten wetenschappelijke feiten in verweven, citaten, cijfers zelfs:
we hebben land bezet dat niet van ons was, koraal laten verschrompelen, eilanden aangelegd, bergen uitgegraven, de richting van waterstromen veranderd we wilden graag iets achterlaten dat nooit kapot zou gaan, het is gelukt tweehonderdvijftigduizend ton kernafval
Als iemand mij op mijn achttiende had gezegd dat ik zeven jaar later dit fragment zou schrijven, dan had ik hem niet geloofd. Mijn opvattingen over wat kunst mag en moet zijn, veranderen voortdurend. Mag kunst worden ingezet voor een maatschappelijk doel? Overstijgt het klimaatprobleem l’art pour l’art? Zijn kunstenaars verplicht om klimaatkunst te maken? En redden we het klimaat eigenlijk door er kunst over te maken, of zouden we beter plastic gaan ruimen?
Misschien is het klimaat op dit moment wel belangrijker dan de kunst. Misschien is het op dit moment wel geoorloofd om puur activistische kunst te maken, omdat we er dan tenminste in slagen mensen te bereiken. Poëzie blijft een niche. Een bundel waarin flarden theatertekst, essayistisch proza en poëzie worden vervlochten om iets over het klimaat te zeggen, is een heel obscure vorm van klimaatactivisme, die niemand die nog niet geëngageerd is, zal aansporen om in actie te schieten. Als Massastrandingen mijn poging was om het klimaat te redden, dan stelt die niet veel voor. Het enige wat je zou kunnen zeggen is dat het boek de tijdsgeest van het antropoceen vat, en de schuld die komt kijken bij de schade die we hebben aangericht. Ik voel een verantwoordelijkheid om de wereld waarin ik leef te documenteren en verslag uit te brengen van dingen die op het punt staan te verdwijnen. Daarmee doe ik een poging de empathie te versterken, maar dat is alles en zelfs dat voelt soms als een idealistisch, megalomaan streven.
Toch voel ik meer dan ooit de behoefte om iets te maken waar lezers ook echt iets aan hebben, iets dat vooruithelpt eerder dan vernietigt. In Massastrandingen gaat alles kapot: de sinaasappelboom, de grootmoeder, het gezin, de walvissen, de natuur, het ecosysteem. Ik heb er erg van genoten die massale ravage te beschrijven, maar nu is het wel goed geweest. Ik denk niet dat het zin heeft om nog dieper in te gaan op de ellende. De mensen zijn murw geslagen door de beelden van hun afval, het drama glijdt van hen af. Als je heel vaak tegen een kind zegt dat het stout is, gaat het niet plots lief worden. Wie voortdurend beschuldigd wordt de planeet te hebben vergiftigd, kan alleen maar beschaamd in zijn schouders duiken. Het wordt tijd om iets in ruil te geven, om goede voorbeelden en idealen aan te bieden, om te tonen dat het ook anders kan.
Daarom ben ik me op dit moment aan het verdiepen in alternatieve manieren van samenleven met de aarde, bij natuurvolkeren, inheemse stammen, in natuurreligies, oosterse mythologie, fabels, sagen… Ik probeer los te komen van mijn westers perspectief, van een door materiële vooruitgang doordrenkt denkkader en de mens als vertrekpunt, in de hoop een uitweg te vinden en die voor lezers naar literatuur te vertalen. Dat is mijn kleine poging om een bijdrage te leveren. Ik wil graag geloven dat kunst vanuit dit nieuwe perspectief mensen kan helpen om de spirituele, ongrijpbare kracht van de natuur meer te respecteren.
Wat was de concrete aanleiding om in je eigen werk het klimaatthema aan te snijden?
Ik ben aan Massastrandingen beginnen te schrijven nadat ik op televisie de beelden had gezien van een walvis die was aangespoeld op de kust van Nederland. Voor dat moment had ik geen bijzondere passie voor walvissen, ik was zelfs geen dierenvriend en had me nooit eerder druk gemaakt om dierenleed. Om de een of andere reden raakte die ene enorme, dode walvis me onmiddellijk tot in mijn kern. Ik heb die nacht hartstochtelijk gehuild en ben de volgende dag naar de bibliotheek gerend om boeken over walvissen te gaan halen.
‘Massastrandingen’ is de naam voor het mysterieuze fenomeen waarbij walvisachtigen zich per twee of in groep op de kust werpen. Soms worden ze gered, maar meestal sterven ze. Er bestaan allerlei theorieën over waarom ze dit doen: de walvissen zijn verdwaald, ze hebben last van de stijgende zeewatertemperatuur, ze zijn hun oriëntatiegevoel kwijt, er zijn te veel giftige stoffen in het water, hun communicatiesysteem wordt verstoord door de geluidsoverlast van schepen, ze zijn ziek of depressief, de strandingen zijn zelfmoordpogingen… maar eigenlijk weet nog altijd niemand wat er precies aan de hand is. Dat mysterie vond ik ontzettend fascinerend. Ik schreef het ene na het andere gedicht over walvissen en die bizarre, dramatische daad. Daarna ben ik me ook gaan verdiepen in het wel en wee van walvisachtigen in gevangenschap, de omstandigheden in dolfinaria en aquaria, het plastic in de oceaan, kortom: alle gruweldaden die de walvis door de mens zijn aangedaan.
Na een tijd begon die walvissenmanie zich uit te breiden naar andere dieren, naar zoos, dierenshows, circus, veeteelt, en niet veel later ook naar de voedingssector, landbouw, landschapsinrichting, bossen, bomen, planten, koraalriffen… de aarde. Voor het eerst daagde het me op een diep emotionele manier op welke schaal de mens in deze planeet aan het ingrijpen is. We gedragen ons alsof we goden zijn, en we merken het nauwelijks op, want al onze systemen zijn gestoeld op het idee dat we de aarde onbeperkt voor ons eigen comfort mogen inzetten. Het wordt ons aangeleerd om dat normaal te vinden. Er bestaan natuurlijk plekken in de wereld waar mensen zich niet in deze mate van de natuur distantiëren en op een veel persoonlijkere, eerbiedige manier samenleven met het land dat ze bewonen, maar in het Westen moet je je al uit alle macht tegen het systeem verzetten om niet elke dag aan milieuvervuiling te doen.
Met Massastrandingen heb ik een poging gedaan om de normaliteit van die destructie te ontmaskeren en het verlies van fauna en flora op dezelfde emotionele manier te beschrijven als het verlies van een geliefde of een familielid. Het verdriet om de sinaasappelboom en het verdriet om de grootmoeder lopen naadloos in elkaar over. De pijn die ze achterlaten is identiek.
Binnen de environmental humanities is er veel kritiek te horen op het antropocentrisme, een vorm van dominantiedenken die de mens boven de natuur plaatst en die het westerse wereldbeeld eeuwenlang heeft bepaald. Er moet dringend meer aandacht komen voor de niet-menselijke wereld, zo wordt gesteld; het is hoog tijd dat de mens en de menselijke ervaring uit het centrum worden verdreven. Tegelijkertijd is het wel nog altijd zo dat je je als kunstenaar onvermijdelijk vanuit je eigen menszijn richt tot een menselijk publiek. Hoe ga jij om met die spanning?
Zelfs als je met oneindig veel ontzag over een natuurfenomeen schrijft, blijf je een mens die kunst maakt voor mensen. De eekhoorns zullen je werk niet lezen en je wordt zelf niet plots een plant die aan fotosynthese doet. Maar kunstenaars zijn wel in staat om te wrikken aan de grondvesten van een wereldbeeld en nieuwe ideeën in hoofden van mensen te planten, die er misschien voor zullen zorgen dat ze hun gedrag in positieve zin aanpassen.
Ik las onlangs Het hoofdkussenboek van Sei Shōnagon, een tiende-eeuwse Japanse hofdame, een boek vol anekdotes en persoonlijke overpeinzingen, maar ook een boek dat barst van de fascinatie voor de Japanse natuur. Het bevat lijstjes van de meest bijzondere bloemen, boomsoorten, vijvers, rivieren, watervallen, vogelsoorten, insecten… Het bespreekt de invloed van de seizoenen op de kwaliteit en de dichtheid van het licht, wanneer je welke sterren kunt zien, de gedaanten waarin neerslag zich vertoont, de vele vormen van wind, welke invloed temperatuur heeft op de kleuren van het landschap… Shōnagons kennis van de natuur maakt fundamenteel deel uit van haar artistieke denken. Toen ik het boek gelezen had en vervolgens het raam open deed om naar buiten te kijken, was zelfs mijn betonnen stadszicht opeens van organisch mysterie doordrongen: de zeldzame bomen werden een soort wijze herders en ik kon bijna zien hoe het gras de zuurstof met schokjes de lucht in duwde, waarna een wandelaar het tot diep in zijn longen zoog. Het lezen van een poëtische passage over zonlicht kan de individuele ervaring van zonlicht voorgoed veranderen. Dergelijke ervaringen vergroten het respect voor de aarde. En alleen wie een diep doorvoeld respect heeft voor de aarde, is tot wezenlijke opofferingen in staat. Shōnagon is een mens die voor mensen schrijft, maar doordat de natuur in haar dagelijkse leven zo’n immense rol speelt, doet ze vragen rijzen bij dat dominantiedenken van de westerse wereld.
Ik vind het een heel interessante uitdaging om kunst te proberen maken met een ander dan menselijk vertrekpunt. Het is een paradox, maar de poging creëert openingen. Kunst die de gevoeligheid voor natuurfenomenen aanwakkert, kan een tegengif bieden voor de consumerende mens die leeft alsof hij hoog boven alle andere organismen uittorent. Zij kan ons helpen om nieuwe manieren te vinden om ons te verbinden met de wereld, zodat het normaler wordt om verwondering te voelen voor de mooie, breekbare planeet waarop we wonen.
Welk genre of medium is volgens jou het meest geschikt om een complex en weerbarstig verschijnsel als klimaatverandering te verbeelden, en waarom?
Je zou kunnen zeggen dat visuele kunst het effectiefst is, omdat je daar in een beeldcultuur als de onze de meeste mensen mee bereikt. Misschien creëren talige metaforen te veel afstand. Het zou ook kunnen dat we nood hebben aan geheel nieuwe vormen van kunst. Ik moet bijvoorbeeld denken aan Sissel Tolaas, een Noorse kunstenares die de geuren van uitgestorven bloemen opnieuw creëert, om mensen bewust te maken van wat we aan het verliezen zijn. Toch denk ik dat het minder een kwestie is van medium of genre, dan van inhoud en toon. We moeten op zoek naar een manier om via kunst de schoonheid van wat op het spel staat te belichten, en het belang aan te tonen van verantwoorde relaties tussen mensen en andere levensvormen.
De Noorse onderzoekers Laura Kim Sommer en Christian Andreas Klöckner hebben vorig jaar, op het Parijse kunstenfestival ArtCOP21, onderzocht welke klimaatkunst een stimulerend effect kan hebben op een publiek. De bedoeling van het festival was om mensen aan te zetten tot engagement. Aan de meer dan achthonderd bezoekers werd gevraagd om de kunstwerken in de volgende categorieën op te delen: “the comforting utopia”, “the challenging dystopia”, “the mediocre mythology”, en “the awesome solution”. De dystopische kunstwerken riepen enkel negatieve emoties op, de mythologische lieten onverschillig, maar de kunstwerken ondergebracht onder “the awesome solution” (die de schoonheid van de natuur en haar weerbaarheid belichaamden) stimuleerden het publiek om zelf in actie te schieten. Ze spraken tot de verbeelding omdat ze een uitweg boden, een oplossing, een hoopvol toekomstbeeld. De conclusie van het onderzoek was dan ook dat kunst een effectieve vorm van klimaatactivisme kan zijn, als de kunstwerken tenminste ook hoop op een oplossing bieden.
Nu is de vraag: hoe doe je dat als kunstenaar? Alle teksten die ik vooralsnog over het klimaat geschreven heb, zijn apocalyptisch en dystopisch: alles gaat stuk en de mens zit er vertwijfeld naar te kijken. Dat is Massastrandingen: het massale stranden van een ecosyteem en al zijn organismen. Het is heerlijk om zoiets te schrijven. De destructie biedt een catharsis, een uiteenspatten van energie, terwijl hoop gewoon hard werken is. Het is artistiek veel makkelijker om je voor te stellen hoe alles stuk gaat dan hoe we uit die brokstukken tevoorschijn kunnen kruipen. Hoop is taaie materie, complex, vermoeiend en heel eenvoudig te weerleggen, en toch hebben we net die hoop nodig. Aan de muur boven mijn schrijftafel hangt een blad met ‘Waar is het licht?’. In mijn nieuwe teksten probeer ik het licht op te zoeken, maar dat blijkt een bijna onmogelijke opdracht. Als ik me er niet uit alle macht tegen verzet, kom ik altijd uit bij het falen van de mens. Maar goed, als een opdracht moeilijk is, dat weet je dat ze de moeite waard is: we moeten ons een rooskleurige toekomst proberen voor te stellen waarin de noodzakelijke opofferingen in onze levenswijze geïntegreerd zijn, zodat het klimaat op wereldschaal wordt beschermd en de planeet bloeit. Als we erin slagen kunst te maken die dat beeld kan overbrengen, dan maakt die hoop misschien het pad vrij voor reële revolutie.
Kan je een voorbeeld geven van wat in jouw ogen geslaagde klimaatkunst of -literatuur is?
Het is niet echt een voorbeeld van klimaatkunst, maar wel een project waarvoor ik graag een lans breek: via mijn collega dichter en goede vriendin Debra Watson heb ik Poets for the Planet leren kennen. Dat is een gemeenschap van dichters, artiesten en creatieve activisten die hun stem verheffen voor het klimaat. Het platform werd in 2019 in Londen opgericht, maar hoopt ook voorbij de landsgrenzen gelijkgestemde kunstenaars aan te spreken. (Via deze link vind je een filmpje over het project.)
Ze houden vergaderingen, organiseren happenings, lezingen, debatten, doen mee aan poëziefestivals, zamelen geld in voor klimaatprojecten, lopen mee in protestacties en schrijven klimaatgedichten, want “the word can help to spread the word about the terrible state that our planet is in” (dichteres Jacqueline Saphra). Ze verzetten zich tegen het effect van ‘climate anxiety’, het idee dat de klimaatcrisis te overweldigend is om er iets aan te doen en dat mensen zich daardoor afkeren van de informatie. Ze geloven dat poëzie kan helpen om deze mensen opnieuw in contact te brengen met hun initiële gevoelens van ontsteltenis, want die zijn nodig om in beweging te komen.
Elke maand publiceren ze een gedicht dat de schoonheid van de natuur belicht of een crisis aankaart. Daarnaast hebben ze ook al een ‘poem-a-thon’ georganiseerd, een marathonlezing van klimaatgedichten, met het doel geld in te zamelen voor ‘Bees for Development’, een internationale organisatie die armoede bestrijdt door bijenteelt te ondersteunen (de bijenteelt draagt bij aan duurzaam levensonderhoud en honingbijen bieden een essentiële ecosysteemdienst). Op de Poets for the Planet-website vind je een overzicht van alle initiatieven die overal ter wereld op touw gezet zouden kunnen worden, om zo een wijdverspreide, internationale groep Poets for the Planet in het leven te roepen. Want dat is hun doel: dat dichters zich wereldwijd verenigen in een enorme gemeenschap van kunstenaars die een bijdrage willen leveren aan het herstel van de planeet.
De missietekst van Poets for the Planet vat aan met een citaat uit de Talmoed: “Do not be daunted by the enormity of the world’s grief. Do justly, now. Walk humbly, now. You are not obligated to complete the work, but neither are you free to abandon it.”
Wat ik zo bijzonder vind aan dit project, is niet alleen dat het literatuur aan concrete daden koppelt, maar ook dat het een gemeenschap creëert. We leven in een tijdperk waarin de meeste kunstenaars in hun eentje naar best vermogen iets zitten te maken, en elkaar enkel bij evenementen kortstondig kruisen. Er bestaan natuurlijk samenwerkingen op kleine schaal, maar echte groepen van kunstenaars, zoals de twintigste-eeuwse kunstenaarsbewegingen, zijn heel zeldzaam. Ik denk dat klimaatverandering een goede reden is om de koppen nog eens bij elkaar te steken. Eenheid en verbinding helpen om de moed te verzamelen die nodig is om het onmogelijke te verwezenlijken. Door dit alles op te schrijven, ben ik zelf overtuigd geraakt van de noodzaak om een Nederlandstalige variant van Poets for the Planet op poten te zetten. De groep geëngageerde dichters groeit gestaag. Ideeën worden doorgestuurd, plannen gesmeed, verbindingen gelegd. Mijn hart gloeit telkens als ik een enthousiast antwoord krijg. Ik weet niet wat er zal gebeuren, of we erin zullen slagen iets te verwezenlijken, maar ik ga alles doen wat ik kan om het mogelijk te maken. Soms zit ze misschien goed verborgen, maar in iedere kunstenaar schuilt een kiem van verlangen om de wereld te verbeteren. Gelukkig maar.
Met welke esthetische, morele of existentiële uitdagingen zag je je geconfronteerd tijdens het creëren van Massastrandingen? Hoe ben je daarmee omgegaan, en heb je het gevoel dat je die strijd hebt gewonnen?
Wanneer ik aan het schrijven ben, probeer ik zo weinig mogelijk als criticus op te treden. Ik heb Literatuur- en Theaterwetenschappen gestudeerd, en het heeft me veel tijd en moeite gekost om na die jaren aan de universiteit dat theoretische perspectief los te leren laten. Ik wil tijdens het schrijven niet nadenken over mogelijke interpretaties en onderliggende boodschappen, ik wil werk maken dat aan zichzelf genoeg heeft, dat juist voelt, en ik laat het ontleden aan lezers over. De meeste delen van Massastrandingen heb ik er zo ongeveer uitgestort. Aan die uitbarstingen ging natuurlijk een grote woede vooraf, maar ik heb geprobeerd om niet te veel stil te staan bij de morele implicaties en de reacties die het boek zou kunnen uitlokken. Alles wat in Massastrandingen staat, komt voort uit emotie, en niet uit een morele strategie of een esthetische bedoeling, maar mijn emoties komen op hun beurt wel voort uit een grote ontevredenheid en een verlangen naar verandering.
Pas wanneer het boek er is en je er met mensen over begint te praten, kun je met meer afstand naar je werk kijken. Van een aantal fragmenten denk ik intussen dat ik ze nu niet meer zou schrijven, bijvoorbeeld omdat ik ze te moraliserend vind. Het boek is ook gerecenseerd, onder andere door Jeroen Dera, die het volgende schreef: “Soms slaat Massastrandingen echter wat door in het retorische, en verdrijft de propaganda de poëzie van het toneel. […] Hoezeer ik een pamflet tegen dolfinaria ook ondersteun: poëzie is geen activistische flyer” (dS Letteren). Toen ik die zin las, voelde die als ernstige kritiek – je wil toch echte poëzie schrijven en geen poëtisch geformuleerd pamflet? –, maar tegelijk vind ik de uitspraak ook erg veelzeggend voor de heersende esthetica vandaag. Het verklaart waarom zo weinig kunstenaars in hun werk hun stem durven te verheffen. Waarom vind ik sommige passages intussen zelf te moraliserend? Waarom mag poëzie geen activistische flyer zijn? En wie of wat bepaalt dat kunst die geïnstrumentaliseerd wordt voor een ander doel dan de kunst an sich, sowieso minder geslaagd is?
Massastrandingen is verkrijgbaar als dichtbundel, maar je koos ervoor om het werk te presenteren als een performance. In de bundel combineer je ook verschillende literaire genres (theatertekst, verhaalfragmenten, poëzie), wat leidt tot een heel hybride werk. Hoe kwam je tot die bijzondere vorm, en hoe verhoudt die zich tot de inhoud?
Massastrandingen gaat over dingen die, massaal en onherroepelijk, teloorgaan. Daarom zijn de ‘gedichten’ ook brokstukken, flarden, overblijfsels van een geheel dat stuk is gegaan. Het boek zou zijn kracht verliezen als ik geprobeerd had deze chaos in vormvaste gedichten te gieten. Samen met illustrator Jurgen Walschot heb ik getracht de teloorgang ook visueel weer te geven, met een steeds grilliger wordende typografie en steeds donkerder en vlekkiger wordende bladzijden.
Het boek bevat tekst in vijf verschillende lettertypes die je kunt lezen als vijf verschillende stemmen die elk hun eigen verhaal vertellen. Een verhaal over een sinaasappelboom, een verhaal over een familie tijdens een storm, een verhaal over een grootmoeder, een dialoog tussen twee personages en de meer gedicht- en pamfletachtige flarden vanuit het perspectief van een ik-figuur. Toen het boek zijn publicatiedatum begon te naderen, bedacht ik dat het interessant zou zijn om bij de voorstelling van het boek ook vijf stemmen te horen in plaats van één. In de uiteindelijke performance hebben we de oorspronkelijke opdeling niet precies gevolgd, maar het idee van meerstemmigheid, brokstukken en gestrande taal was ook daar sterk aanwezig. Ik houd van theater, van de aanwezigheid van al die individuen die samen deel uitmaken van een kunstwerk, hoe je elke keer weer gedwongen wordt om je individuele overtuigingen opzij te zetten voor het belang van de groep, een tekst open te breken en opnieuw te beginnen… Dat hele proces van chaos en ontmoeting vond ik perfect passen bij de tekst die ik geschreven had.
Ik hoop dat ik in mijn leven nog vaak de kans zal krijgen om met allerlei soorten kunstenaars samen te werken, binnen allerlei genres. Het is pas door buiten de grenzen van je eigen artistieke praktijk te treden dat ontmoeting werkelijk mogelijk wordt, en dat we er misschien in zullen slagen onze wilskracht te bundelen tot een kracht die groter is dan die van de wanhoop.
Kunst biedt geen antwoord maar wel een andere manier van kijken.
— Alexander Devriendt
Ik probeer nooit aan een stuk te beginnen als ik het antwoord al weet.
— Alexander Devriendt
Dankzij onze verbeeldingskracht zijn wij dinosaurussen die de meteoor zien aankomen.
— Alexander Devriendt
Ik kan alleen maar egocentrisch zijn.
— Alexander Devriendt
Het is alsof ons menselijk brein en ons empathisch vermogen tekortschieten om de omvang van de klimaatcrisis echt te vatten.
— Christel Stalpaert
Net in de alliantie met kunst en wetenschap kunnen er nieuwe vormen van activisme ontstaan.
— Christel Stalpaert
Ik gebruik liever de notie van een meer-dan-menselijke wereld, vanuit het besef van onze verknooptheid in een netwerk.
— Christel Stalpaert
Noem het het verborgen domino-effect van een stille, trage revolutie. Misschien is dit wel een remedie tegen het trage geweld van klimaatverandering.
— Christel Stalpaert
Een volledige transcriptie van het gesprek kan u hier lezen.