traaggeweld — Cluster 25: addendum

Het is alsof ons menselijk brein en ons empathisch vermogen tekortschieten om de omvang van de klimaatcrisis echt te vatten.
— Christel Stalpaert

Net in de alliantie met kunst en wetenschap kunnen er nieuwe vormen van activisme ontstaan.
— Christel Stalpaert

Ik gebruik liever de notie van een meer-dan-menselijke wereld, vanuit het besef van onze verknooptheid in een netwerk.
— Christel Stalpaert

Noem het het verborgen domino-effect van een stille, trage revolutie. Misschien is dit wel een remedie tegen het trage geweld van klimaatverandering.
— Christel Stalpaert

“De slagkracht van de verbindingsstreepjes”

Gesprek met Christel Stalpaert

Onderstaande transcriptie maakt deel uit van Cluster 25 — Traag geweld: Kan kunst het klimaat redden?.

Klimaatverandering is wellicht het grootste en meest prangende probleem van onze tijd. Het is intussen echter pijnlijk duidelijk geworden dat cijfers, statistieken en rapporten niet volstaan om de urgentie van de situatie over te brengen. Verschillende klimaatwetenschappers en milieubewegingen hebben daarom hun hoop gevestigd op de kunst en de literatuur. Zij menen dat we, naast wetenschappelijke feitenkennis, nieuwe verhalen nodig hebben die ons kunnen helpen dit nagenoeg ongrijpbare fenomeen te vatten in al zijn facetten. Deel je die inschatting? Welk heil verwacht je (al dan niet) van klimaatkunst?

Klimaatverandering wordt nog steeds al te vaak en al te snel afgedaan als een ver-van-mijn-bed show, ook al zitten we er middenin. Het is alsof ons menselijk brein en ons empathisch vermogen tekortschieten om de omvang van de klimaatcrisis echt te vatten. We hebben bijvoorbeeld moeite om de impact van klimaatverandering te denken voor toekomstige generaties. Ons langetermijndenken lijkt daarvoor te beperkt. We plannen doorgaans volgens een beperkt tijdsbestek dat met moeite één generatie overbrugt. De logica van klimaatverandering is in die zin voor de logisch denkende mens, of voor het zogenoemde gezond verstand, onredelijk: ze is zeer complex, onvoorspelbaar, kent geen ruimtelijke grenzen, en is afhankelijk van onnoemelijk veel aspecten die tegelijkertijd op elkaar inwerken. De Indiase schrijver Amitav Ghosh gaf zijn recente boek over klimaatverandering dan ook de veelzeggende ondertitel Climate Change and the Unthinkable. Hij wijst daarmee op het falen van het menselijke denken en de taal om te spreken en schrijven over een ecologische crisis. Ghosh noemt het “the broader imaginative and cultural failure that lies at the heart of the climate crisis”.

Kunst en literatuur verschalken echter ons gezond verstand, en net daarin ligt een mogelijkheid om de impact van klimaatverandering bespreekbaar te maken. Science fiction, bijvoorbeeld, daagt onze beperkte tijdskaders uit en verplicht ons om in de verre toekomst te kijken. Als ik ‘oude’ sciencefiction lees, verwonder ik er mij overigens vaak over hoe dicht die verhalen bij de huidige werkelijkheid zijn komen te liggen. Kunst en literatuur wakkeren niet alleen onze verbeelding aan, ze verscherpen ook ons bewustzijn van onze verbondenheid met en afhankelijkheid van het meer-dan-menselijke. Daarin ligt ook de blijvende aantrekkingskracht van de fabels van La Fontaine, van Lewis Carrolls Alice in Wonderland, etc. Het prachtige kinderboek The Lost Words van Robert Macfarlane en Jackie Morris wil overigens expliciet via verbeeldingskracht onze verstoorde relatie met een natuurrijke omgeving laten heropleven.

Kunst en literatuur kunnen de wereld misschien niet veranderen, maar ze kunnen wel onze blik op de wereld veranderen. Daar ben ik rotsvast van overtuigd. Maar als kunst de wereld wil veranderen, dan kan ze dat niet alleen. Ik volg daarin de politieke filosofie van Chantal Mouffe. Zij stelt dat kunst wel kan bijdragen aan een gedragsverandering, aan een gewijzigd wereldbeeld, en zelfs agendapunten op de vergadertafel kan brengen, maar dat kunst tegelijk ook andere, institutionele partners nodig heeft om iets daadwerkelijk en aanhoudend te veranderen in de samenleving. De horizontale verbindende kracht van kunst heeft volgens haar een verticale, institutionele verankering nodig om een werkelijke transformatie van de samenleving te bewerkstelligen. Enkel een synergie tussen beide dynamieken brengt de dingen blijvend in beweging, en uiteindelijk in verandering.

Ik geloof dan ook sterk in het subversieve potentieel van wat Donna Haraway “art-science worldings” noemt. Deze alliantie tussen wetenschap en kunst is meer dan een interdisciplinaire samenwerking, waarbij het ene domein een hulpwetenschap van de andere vormt. Het is een alternatieve vorm van kennisproductie, waarbij kennis niet voortkomt uit één domein, maar waarbij kennis in de verbinding van verschillende domeinen ligt, en dus resoneert in de verbindingsstreepjes tussen de woorden ‘art’ en ‘science’. In die verbindingsruimte kunnen kritisch-creatieve wereldbeelden verschijnen die tot nadenken stemmen. Urban Action Clinic GARDEN van Maria Lucia Cruz Correia was een dergelijke art-science worlding. In deze theatervoorstelling ging Correia een-op-eengesprekken aan met de toeschouwers/bezoekers van haar tuinlaboratorium aan de zijgevel van Kunstencentrum Vooruit. De toeschouwer/bezoeker werd ook verzocht een blaadje klimop binnen te brengen in de Urban Action Clinic. Dit zou door een wetenschappelijk team onder leiding van prof. dr. Roeland Samson aan de Universiteit Antwerpen onderzocht worden om de graad van luchtvervuiling te meten in de leefomgeving van de toeschouwer/bezoeker. De ‘onzichtbare’ problematiek van luchtvervuiling kwam zo wel heel dichtbij. Door de creatieve alliantie van kunst en wetenschap werden abstracte wetenschappelijke cijfers, statistieken en rapporten individueel concreet en de grenzeloze, globale problematiek van klimaatverandering lokaal tastbaar.

In 2015 schreef de Britse literatuurwetenschapper Adeline Johns-Putra in The Conversation: “Could cli-fi [klimaatfictie] affect how we think and act on climate change? The paradox is that the harder cli-fi tries, the less effective it is. Many writers want to inspire change, not insist on it: the line between literature and propaganda is one that most novelists respect.” Hoe zie jij de relatie tussen kunst en klimaatactivisme? Herken je Johns-Putra’s paradox? Vind je dat kunstenaars een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben m.b.t. het klimaatprobleem, of ben je eerder de mening toegedaan dat zij zich best verre houden van al wat ruikt naar engagement? Mag kunst worden ingezet als middel voor het bereiken van een maatschappelijk doel, of is dat soort instrumentalisering net een valkuil die moet worden vermeden?

Het mooie aan Correia’s Urban Action Clinic GARDEN is dat ze de toeschouwers niet tot actie wou aanzetten, maar dat er spontaan wel acties kwamen. Correia inspireerde blijkbaar heel wat toeschouwers/bezoekers om actie te ondernemen en werkelijk iets te veranderen in hun omgeving. Zij noemt haar artistieke projecten een vorm van sociale activering (activation) eerder dan activisme. In die zin maakt Urban Action Clinic GARDEN deel uit van wat Haraway een “art-science-activist worlding” noemt. Het is in het verbindingsstreepje tussen kunst en activisme dat er sociale verandering optreedt.

Kunst kan niet samenvallen met activisme omdat ze anders functioneert. Het activisme zoekt de bevattelijke binaire logica op van schuld en boete: iemand is verantwoordelijk voor een milieuramp, en het komt erop aan de schuldigen te lokaliseren en hun vervuilende daden te stoppen. Met gebalde slogans wordt duidelijk gemaakt hoe dit het beste kan gebeuren. De Ban the Burn-actie van Greenpeace tegen het afvalverbrandingsschip Vulcanus II eind de jaren tachtig was duidelijk, gericht en succesvol: er trad een verbod in werking tegen afvalverbranding op zee in 1991. Maar met het uitermate complexe klimaatvraagstuk is minder rechtlijnig. Ik noem het vraagstuk van klimaatverandering wel eens een niet op te lossen whodunit. Causale deductie mag dan wel de betrouwbare tool zijn van de betere detective, ze schiet te kort bij de huidige ecologische vraagstukken. Iedereen is immers op de een of andere manier betrokken bij de klimaatverandering. We zijn hypocriet als we beweren van niet. Het klimaatvraagstuk valt niet te begrijpen volgens de binaire logica van schuld en boete, en kent daarom ook geen eenduidige of rechtlijnige oplossingen. Net omdat het niet de taak van de kunst is om de waarheid te achterhalen, of een schuldige aan te wijzen, kan zij de complexiteit van het debat opzoeken. Net in de alliantie met kunst en wetenschap kunnen er nieuwe vormen van activisme ontstaan die de binaire logica overstijgen en mensen inspireren om dingen te veranderen.

Dat wil niet zeggen dat het activisme afgedaan heeft, integendeel. Ik denk dat er op zoveel mogelijk fronten tegelijkertijd en met zoveel mogelijk diverse middelen kan en moet worden ‘gevochten’. Het ‘old-school’ activisme heeft een zeer belangrijke functie in het zichtbaar maken van de blinde vlekken in een politiek bestel. Tegelijk wil ik ook zeker niet beweren dat elk kunstwerk zich moet nestelen in een art-science worlding. Laat kunst vooral gewoon kunst zijn.

Voel je je als academica geroepen om in je eigen werk het klimaatthema aan te snijden? Zo ja, hoe doe je dat?

Zoals ik daarnet al zei: kunst kan het niet alleen. Ook het (universitaire) onderwijs heeft op het vlak van klimaat een verantwoordelijkheid. Wat docenten betreft, vind ik dat die verantwoordelijkheid verder kan gaan dan het lesgeven over klimaatgerelateerde onderwerpen. Vanuit de kunstwetenschap probeer ikzelf ook te participeren in een art-science-activist worlding. Dat betekent niet dat ik met de studenten op de barricade ga staan, maar ik introduceer wel alternatieve vormen van kennisproductie die hen tot kritisch-creatief nadenken stemmen. In plaats van een kunstenaar uit te nodigen voor een gastcollege van drie uur, betrek ik een kunstenaar voor een langere periode bij de oefeningen, in de vorm van een workshop. Ik noem dat mijn bescheiden bijdrage aan een vorm van pedagogisch activisme.

Binnen de environmental humanities is er veel kritiek te horen op het antropocentrisme, een vorm van dominantiedenken die de mens boven de natuur plaatst en die het westerse wereldbeeld eeuwenlang heeft bepaald. Er moet dringend meer aandacht komen voor de niet-menselijke wereld, zo wordt gesteld; het is hoog tijd dat de mens en de menselijke ervaring uit het centrum worden verdreven. Tegelijkertijd is het wel nog altijd zo dat je je als kunstenaar of academicus onvermijdelijk vanuit je eigen menszijn richt tot een menselijk publiek. Hoe ga jij om met die spanning?

Ik spreek niet graag in termen van een niet-menselijke wereld, omdat dit een binaire verhouding tussen mens en niet-mens suggereert. Ik gebruik liever de notie van een meer-dan-menselijke wereld, vanuit het besef van onze verknooptheid in een netwerk. In dat netwerk zijn wij niet de sturende kracht en maken wij niet het centrum uit. Ook in de podiumkunsten is deze verschuiving voelbaar. Als de choreograaf en de regisseur afstand nemen van hun centrale rol als diegene die de structurerende touwtjes in handen heeft, is er ruimte voor co-creatie, die verder gaat dan improvisatie met de dansers of interactie met de toeschouwers. In deze co-creatie worden dingen niet louter en alleen benaderd vanuit een functioneel, instrumenteel gebruik. In die zin betekent co-creatie dat een object gewoon ding kan zijn. Het is niet meer louter een rekwisiet, een functioneel object dat door een controlerende mens gebruikt wordt om de scène overtuigend realistisch te laten overkomen, logisch en (be)grijpbaar met ons gezond verstand. In veel hedendaags theater wordt het object ontheven van zijn instrumentele functie en mag het gewoon ding zijn. In hedendaags circus zie je hoe het ook niet langer om het overwinnen van de zwaartekracht gaat of het bedwingen van objecten zoals jongleerballetjes, maar om het tonen van de dialoog met het ‘ding’. Uiteraard spreekt theater nog steeds van mens tot mens, maar de spanning van het netwerk wordt niet verloochend.

Welk genre of medium is volgens jou het meest geschikt om een complex en weerbarstig verschijnsel als klimaatverandering te verbeelden, en waarom?

Ik denk niet dat het ene genre of medium meer of minder geschikt is. Ik ben er zelfs van overtuigd dat het hokjesdenken in disciplines, genres of media de slagkracht van de activering vermindert. Die slagkracht zit in de verbindingsstreepjes.

Kan je een voorbeeld geven van wat in jouw ogen geslaagde klimaatkunst of -literatuur is?

In september 2019 nodigde ik filosoof en theatermaker Peter Aers uit om een reeks van gespreksperformances te begeleiden tijdens een zomerschool rond klimaat aan de Universiteit Gent. Peter Aers heeft een eigen kunstpraktijk, maar is ook lid van Building Conversation, een kunstenaarscollectief dat gespreksperformances creëert met participanten-toeschouwers. Tijdens de zomerschool namen docenten en studenten uit diverse disciplines, zoals musicologie, literatuurwetenschap, sociologie, economie en biologie, een week lang deel aan diverse workshops, die culmineerden in een Parlement der dingen, een gespreksperformance naar de idee van de Franse filosoof Bruno Latour. Gezien het thema van de zomerschool viel te verwachten dat de opwarming van de aarde het gespreksonderwerp bij uitstek zou zijn. Maar eerder dan een oplossing te zoeken voor een probleem, resulteerde het gebeuren in een “art-science-activist worlding” met blijvende impact op de deelnemers. Bijzonder bevrijdend was het besef dat je in de gespreksperformances niet kon vasthouden aan een vaste positie als onderzoeker, lesgever, student of toeschouwer. En door het denken vanuit die ene positie los te laten, verzandde je ook niet in het defensieve vertoog, waarbij je jezelf voortdurend verdedigde vanuit één standpunt. Jammer genoeg verzandt het klimaatdebat al te vaak in een steekspel van tegenstrevers, eerder dan een empathisch vermogen te handhaven om een complexe problematiek vanuit vele perspectieven te benaderen. In het Parlement der dingen hoefde ik mijzelf of mijn standpunt niet te verdedigen, maar werd ik uitgenodigd om doorheen de dissensus van de groep te denken, vanuit een vertegenwoordiging van ‘dingen’ in een parlement. Daardoor kwamen er heel wat kritisch-creatieve voorstellen naar boven waarvan we niet beseften dat we die in ons hadden…

Als je de hedendaagse kunstwereld in de Lage Landen overschouwt, heb je dan het gevoel dat de opwarming van het klimaat een thema is dat sterk leeft? Hoe verhouden de Lage Landen zich op dat vlak tot de internationale context?

Ik voel dat het leeft in Gent, en dat het resoneert met tentakels in diverse disciplines en domeinen. Het is bijvoorbeeld niet uitzonderlijk dan de gespreksperformance Parlement der dingen van Building Conversation ook reeds geboekt werd door GreenTrack, een “denk- en doetank van de Gentse cultuursector, die door uitwisseling en experiment bouwt aan een volhoudbare toekomst”. Het netwerk telt momenteel meer dan 50 leden en werkt nauw samen met de stad Gent rond duurzaamheid. In Amsterdam heeft het Parlement der dingen een alliantie gevormd met PartizanPublic, een Nederlandse denk- en doetank die zich sinds 2004 toelegt op sociale, politieke en culturele instrumenten voor duurzame maatschappelijke veranderingen. Hun Parlement der dingen werd gekoppeld aan de publicatie van het rapport Nature in Modern Society – Now and in the Future (Den Haag, 2017), waar ook Bruno Latour aan meeschreef. Een bijkomend effect van het parlement der dingen was de expertmeeting Wild Amsterdam, waarin nagedacht werd over een stad met niet alleen 863.000 inwoners, maar ook vele triljarden meer-dan-menselijke entiteiten. Wethouders en wetenschappers gingen met elkaar in gesprek, en het resultaat was een Actieplan voor een Wildere stad, dat in het voorjaar van 2020 gepresenteerd zou worden.

Noem het het verborgen domino-effect van een stille, trage revolutie. Misschien is dit wel een remedie tegen het trage geweld van klimaatverandering.